Risicofactoren voor het ontstaan van een bloeding
De antistollingsbehandeling met cumarinederivaten verhoogt de kans op het ontstaan van een bloeding. Er zijn omstandigheden, aandoeningen en laesies die op zichzelf al de kans op een bloeding verhogen. Zij vormen daarom een relatieve contra-indicatie voor antistollingsbehandeling. In deze gevallen zal het voordeel dat men verwacht van de antistollingsbehandeling (opnieuw) afgewogen moeten worden tegen het verhoogde risico op een bloeding. Als de behandeling voortgezet wordt, verdient intensieve controle en/of een aangepaste antistollingsintensiteit aanbeveling.
Deze factoren zijn:
- (diabetische) retinopathie met name met neovascularisatie
- leverinsufficiëntie en leverstuwing door hartfalen
- nierinsufficiëntie
- onvoldoende gereguleerde hypertensie
- recente (bloedende) laesies in de tractus digestivus
- het gebruik van NSAID's < intracraniale >
- verhoogde bloedingsneiging (b.v. bij trombocytopenie of trombocytopathie)
- zwangerschap
- hoge leeftijd: met het toenemen van de leeftijd neemt het risico op het optreden van een ernstige bloeding toe
- ongevallen: tijdens de antistollingsbehandeling is bijzondere aandacht en voorzichtigheid geboden bij ongevallen en bij sommige takken van sport. Een schedeltrauma kan een intracraniale bloeding veroorzaken. De patiënt moet nauwlettend worden geobserveerd, de INR moet worden gecontroleerd. Een intracraniale bloeding bij een patiënt die cumarinederivaten gebruikt, moet behandeld worden als een ernstige bloeding.